Prisma #17
Aan het einde van Jean-Luc Godards Le mépris (1963) betreedt de Franse scriptschrijver Paul Javal (Michel Piccoli) de set van een eclectische Odyssee-verfilming, geregisseerd door niemand minder dan Fritz Lang. Onder de brandende namiddagzon is hij getuige van een cryptische sleutelscène: Odysseus staat voor de camera van de zichtbare filmploeg, het zwaard in zijn rechterhand reikt tot de hemel. Wat we moeten zien is de langverwachte thuiskomst van de Griekse held. Wat we eigenlijk zien is de uitgestrekte zee, getoond door de camera die van achter de filmploeg in een vloeiende beweging de protagonist passeert. Géén Ithaka, geen vaderland achter de blauwe horizon.
Het gebeurt niet vaak dat een laatste shot zo tekenend is voor het verloop van een film. Eerder in Le mépris zien we hoe Lang met een winstbeluste Amerikaanse producer redetwist over de correcte interpretatie van de Odyssee. Volgens Lang gaat de Odyssee niet over de trouw en volharding van Odysseus, maar over de verachting die zijn vrouw Penelope geleidelijk voor hem ontwikkelt. Zij ontdekt na zijn thuiskomst dat Odysseus een dubbelspel speelt; in feite wil hij helemaal niet thuiskomen. Hij is zijn liefde voor zijn vrouw al verloren, maar toont dat niet, omdat hij verwacht dat zijn vrouw hem toch wel trouw blijft. Deze kijk op de klassieke mythe loopt parallel met de ontwikkelingen van de filmplot tot het gesprek tussen Lang en de commerciële romanticus Jeremy Prokosch (Jack Palance). Hoezeer Paul ook beweert dat hij van Camille (Brigitte Bardot) houdt, zijn handelen bewijst anders. Als Prokosch Camille verleidt, toont Paul geen greintje woede of afgunst – net als Odysseus wanneer hij zich voor het eerst met de groep vrijers geconfronteerd ziet.
De uitgestrekte zee bewijst definitief Langs gelijk. Betekenisvol is hier niet het zichtbare, maar het schrijnende gebrek, het lege beeld. Ithaka is niet bestaand, ieder gelukkig wederkeren is altijd al uit zicht geweest.
Deze Prisma verscheen als ‘Prisma #12’ in Filmmagie #682, februari 2018