Tien films

VERTAALD DOOR TRANSLATED BY TRADUIT PAR Gerard-Jan Claes

(1) Zerkalo [The Mirror] (Andrei Tarkovsky, 1975)

Zerkalo [The Mirror] (Andrei Tarkovsky, 1975)

Tarkovsky’s hartverscheurende meesterwerk. Om de een of andere reden wordt deze film als obscuur beschouwd, maar hij is buitengewoon helder voor mij, zo dicht als cinema kan geraken bij de aanpak van het zelfportret en jeugdherinneringen. Alleen al de gedachte aan de evocatie van zijn afwezige vader via zijn gedichten doet me rillen. Alles wat Tarkovsky heeft aangeraakt, inclusief zijn magistrale essay over cinema – De verzegelde tijd, dat elke filmstudent zou moeten lezen – is gezegend met een gratie die hem, de cinema overstijgend, een van de grootste kunstenaars van de 20ste eeuw maakt.

(2) Le diable probablement (Robert Bresson, 1977)

Le diable probablement (Robert Bresson, 1977)

Bresson had een overweldigende invloed op mijn vroege benadering van cinema. Ik voelde dat als cinema de hoogtepunten kon bereiken die Bresson had bereikt, het de moeite waard was om dat pad te volgen en je leven te wijden aan de praktijk ervan. Zoals het met al die invloeden gaat, moet je ze op een of andere manier ontgroeien, al was het maar om jezelf te worden. Maar door de jaren heen is mijn ontzag voor Bressons werk intact gebleven. Deze film, die handelt over de jaren zeventig, een periode waarin ik een tiener was die sterk leek op diegene geportretteerd door Antoine Monnier, heeft bij mij altijd een heel bijzondere plek ingenomen.

(3) In girum imus nocte et consumimur igni [We Turn in the Night, Consumed by Fire] (Guy Debord, 1978)

In girum imus nocte et consumimur igni [We Turn in the Night, Consumed by Fire] (Guy Debord, 1978)

Ik was 25 jaar oud toen ik deze buitengewone film voor het eerst zag, maar ik had hem al een paar keer gelezen – de commentaartekst, een treffend essay van Guy Debord, misschien wel een van zijn belangrijkste, was al eerder gepubliceerd. Het gaat over jeugd, over historische kansen, over tijd die te snel voorbijgaat, over de ijdelheid van alle dingen, over het uiteenvallen van de wereld en het krimpen van de mogelijkheid tot elk revolutionair alternatief. Elke generatie kan het lezen, zien en zijn duistere fascinatie voelen weerklinken door zijn eigen geschiedenis.

(4) L’enfant secret (Philippe Garrel, 1982)

L’enfant secret (Philippe Garrel, 1982)

Ik weet niet of dit Philippe Garrels meesterwerk is, hij maakte veel prachtige films. Maar het is zeker degene die de meest diepgaande, de meest bepalende invloed op mij heeft gehad. Opgenomen in de late jaren zeventig, uitgebracht in 1982, na lange jaren in het ongewisse, is dit Garrels afscheid van de abstractie en de experimenten van zijn eerste periode. Pijnlijk en zelfvernietigend verkent hij een nieuw gebied van rauwe vertelling, een poëtische autobiografie die voor andere filmmakers, waaronder ikzelf, de mogelijkheid van een moderne, radicale, figuratieve cinema heropent.

(5) Ludwig (Luchino Visconti, 1972)

Ludwig (Luchino Visconti, 1972)

Tegenwoordig lijkt Visconti grotendeels vergeten, over het hoofd gezien als een soort decadente estheet, een barokke toneelregisseur die zich tot de cinema wendde en in zijn tijd een paar flamboyante periodestukken maakte. Dus misschien is het tijd om hem nog eens te bekijken. Visconti is een van de weinige genieën die de cinema heeft voortgebracht. De omvang, de diepgang, de waanzinnige ambitie van zijn grootste prestaties gaan op de een of andere manier verder dan cinema, en hebben betrekking – zoals de grootste films van Pasolini ook doen – op de geschiedenis van de 20ste eeuw zelf en op de angstaanjagende veranderingen die de Europese samenlevingen hebben doorgemaakt. Ja, Visconti is een figuur die vanuit de 19de eeuw naar ons kijkt, maar niet als een academicus, maar als een gedurfde modernist die de timide transgressies van hedendaagse kunstenaars belachelijk maakt. Ludwig is de bekroning van zijn werk, ook al heeft hij de film nooit gefinaliseerd gezien.

(6) Fanny och Alexander [Fanny and Alexander] (Ingmar Bergman, 1983)

Fanny och Alexander [Fanny and Alexander] (Ingmar Bergman, 1983)

Geen enkele filmmaker heeft meer invloed op me gehad dan Ingmar Bergman. Ik had het voorrecht hem te ontmoeten en een boek met onze gesprekken te publiceren. Hij is een model waar ik al mijn hele leven door geobsedeerd ben. Hij is een buitengewone schrijver, misschien wel de grootste toneelschrijver van de 20ste eeuw, en een van de grote uitvinders van vormen in de geschiedenis van de cinema. Hij heeft zichzelf vele malen geherdefinieerd en in elk van zijn verschillende periodes meesterwerken gemaakt. Hij schreef ook een van de grote artistieke memoires van zijn tijd, Laterna magica. Fanny och Alexander, die hij als zijn laatste film beschouwde, ook al werd de film twintig jaar voor het sublieme Saraband gemaakt, is een testament, een slotpleidooi en de transcendentie van alles wat hij eerder had bereikt. Met zijn 51/2 uur overstijgt de film, net als Ludwig, de cinema.

(7) Invocation of My Demon Brother (Kenneth Anger, 1969)

Invocation of My Demon Brother (Kenneth Anger, 1969)

Kenneth Anger is een geweldige filmmaker. Punt. Hij is geen experimentele kunstenaar, geen satanist (niet enkel) of een magiër, ook al komt dat min of meer dichter bij een beschrijving van hem. Hij heeft zijn eigen cinema uitgevonden, zoals Andy Warhol dat deed, een rivaal van Hollywood, een rivaal eigenlijk van alles wat cinema heeft voortgebracht sinds de magische, mysterieuze stomme films. Hij gelooft dat films vooral met het onzichtbare te maken hebben. Misschien heeft hij wel gelijk.

(8) La maison des bois (Maurice Pialat, 1971)

La maison des bois (Maurice Pialat, 1971)

Het verborgen juweel van de Franse cinema. Mogelijk de grootste film in de Franse filmgeschiedenis. Nee, ik overdrijf niet. Pialat heeft sinds zijn eerste speelfilm een rauw naturalisme gedefinieerd dat het grootste deel van de traditionele cinema nep en gekunsteld doet aanvoelen. Zijn films zijn zowel boos als teder, donker en elegisch, intens in de manier waarop het leven is en films zijn dat zelden. Maar er bestaat ook een andere Pialat – gelukkig, lumineus, verzoend, mogelijkerwijs na Renoir de meest ware erfgenaam van het impressionisme – die in volle bloei komt met La maison des bois. Gedraaid als een miniserie voor de Franse televisie gaf het Pialat meer tijd, meer ruimte, een consistent budget en niets van de druk die gepaard gaat met de filmbusiness. De vreugde, het licht, de gratie van het filmmaken stralen in elk shot.

(9) Le comédien (Sacha Guitry, 1948)

Le comédien (Sacha Guitry, 1948)

Guitry is een van de meest fascinerende figuren in de rijke geschiedenis van de Franse cinema. Hij was al voorbij de vijftig en een volleerd toneelschrijver, acteur en toneelregisseur toen hij begin jaren dertig begon met het maken van films, op het moment dat de talkies hem de kans gaven om zijn virtuoze dialogen, het constante lef van zijn dramaturgie, zijn scherp oog voor sociale kritiek, zijn formidabele aanwezigheid op het scherm en zijn liefde voor acteurs – vooral actrices, en in het bijzonder zijn vrouwen, die elk een specifieke periode van zijn werk bepalen – filmisch tot leven te brengen. Le comédien is de biografie van zijn vader, de grote acteur Lucien Guitry, zonder twijfel de belangrijkste persoon in Sacha’s leven. In dit gruwelijk onderschatte meesterwerk geeft Guitry uitdrukking aan zijn bewondering, zijn genegenheid, de conflicten die hun relatie hebben ontsierd en vooral aan zijn liefde voor het theater, de herinneringen aan en de melancholie van een leven doorgebracht op de scène. Voor mij staat deze film op dezelfde hoogte als French Cancan.

(10) Videodrome (David Cronenberg, 1983)

Videodrome (David Cronenberg, 1983)

Ik ben een fan van David Cronenberg sinds ik in het begin van mijn twintiger jaren in een voorstedelijk multiplex Rabid zag. Cronenberg begon als genrefilmer, maar voor mij was hij nooit genre, hij was vanaf het begin een sciencefictionschrijver en hij evolueerde met bijna elke nieuwe film. Videodrome is een van zijn meesterwerken, voor mij het belangrijkste. Toen ik de film zag, viel het me op dat Videodrome misschien wel dichter bij de onderstromen van de moderne maatschappij stond dan enig ander werk dat ik ooit had gezien, een visionair werk. Destijds had de film niet eens een Franse distributeur, en ik deed mijn best – ik schreef voor Cahiers du Cinéma – om te lobbyen voor de release ervan. De film is me sindsdien bijgebleven. Zijn gedurfde, abstracte, poëtische beeldtaal achtervolgt me nog steeds.

Deze tekst verscheen oorspronkelijk als ‘Ten Films’ in Olivier Assayas, samengesteld door Kent Jones (Wenen: SYNEMA – Gesellschaft für Film und Medien, 2012).

 

Beeld (1) uit Zerkalo [The Mirror] (Andrei Tarkovsky, 1975)

Beeld (2) uit Le diable probablement (Robert Bresson, 1977)

Beeld (3) uit In girum imus nocte et consumimur igni [We Turn in the Night, Consumed by Fire] (Guy Debord, 1978)

Beeld (4) uit L’enfant secret (Philippe Garrel, 1982)

Beeld (5) uit Ludwig (Luchino Visconti, 1972)

Beeld (6) uit Fanny och Alexander [Fanny and Alexander] (Ingmar Bergman, 1983)

Beeld (7) uit Invocation of My Demon Brother (Kenneth Anger, 1969)

Beeld (8) uit La maison des bois (Maurice Pialat, 1971)

Beeld (9) uit Le comédien (Sacha Guitry, 1948)

Beeld (10) uit Videodrome (David Cronenberg, 1983)

 

Deze tekst verschijnt in het kader van State of Cinema 2020 / Olivier Assayas, vrijdag 26 juni 2020 om 20u00 op Sabzian. Meer informatie over de avond vindt u hier.

ARTICLE
10.06.2020
NL FR EN
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.