In de jaren vijftig werd de nieuwe Amerikaanse acteur gevormd door de Actor’s Studio. Op het einde van de jaren zestig trad een volgende generatie acteurs aan, die zich naast de gevestigde Hollywoodspelers (van Bronson over Heston tot Newman, van Reynolds tot Scott) in een heel ander soort films manifesteerden. De gemene deler van Al Pacino, Dustin Hoffman, Jack Nicholson, Robert de Niro, Richard Dreyfuss? Ze zijn niet introvert of hautain als de Actor’s Studio-acteur: ze zijn uitbundig, dynamisch, agressief. Ze zijn niet masochistisch (Dean, Brando), maar sadistisch (Dreyfuss en Nicholson). Ze zijn niet neurotisch, maar psychotisch (De Niro). Ze zijn niet op zoek naar (h)erkenning, maar naar bevestiging. Ze spelen niet voor het publiek, maar voor zichzelf.