James Blue, Johan van der Keuken, 1965
In een conventionele film heb je een beeldkader en je laat de dingen binnen dat kader gebeuren. Maar die anderen, zoals Robert Frank (die daar geweldig in is) richten juist hun kader op de dingen. Als het ding beweegt, bewegen zij mee. Ze laten het ding nooit bewegen om het beeld doeltreffend te vullen. En je houdt altijd het gevoel dat het voorwerp ook een andere kant op zou kunnen bewegen en dan zou er nog meer werkelijkheid, nog meer wereld te zien zijn. Je blijft voelen wat er buiten het beeld is en je blijft zelfs voelen wat er buiten de film is. En wat buiten de film is, die hele kluit van gebeurtenissen en ruimten en dingen… ik denk dat de emotie ontstaat uit de bewustwording van de enorme omvang van dat alles.