De etnoloog aan beelden ten prooi

VERTAALD DOOR TRANSLATED BY TRADUIT PAR Elias Grootaers
Ingeleid door Elias Grootaers

Luc de Heusch (1927-2012) was een Belgische filmmaker, antropoloog, schrijver en hoogleraar sociale en culturele antropologie.1 Tussen 1947 en 1949 was hij de assistent van de Belgische filmmaker Henri Storck2 die eerder onder andere Images d’Ostende (1929), Histoire du soldat inconnu (1932), Sur les bords de la caméra (1932), Misère au Borinage (samen met Joris Ivens) (1933) en de langspeelfilm Boerensymfonie (1944) had gemaakt. Samen werkten ze aan twee films: Rubens (1947) en Au carrefour de la vie (1948). De Heusch combineerde zijn eerste stappen in de wereld van de cinema met zijn studies kunstgeschiedenis en sociologie aan de ULB (Université libre de Bruxelles). Over zijn grote leermeester schrijft de Heusch in de mooie ode ‘Op het kruispunt van het leven’: “Een rigoureuze cinema, gegrond op de realiteit maar onderworpen aan de regels van de mise-en-scène, die esthetiek die ook een ethiek is, dat is wat Henri Storck leerde van de films van Flaherty. […] Op het moment dat Flaherty hem de weg wijst, weet hij nog niet dat hij een van de meesters van de antropologische film zal zijn. […] Van Storck leerde ik te voelen wat niet een van mijn professoren aan de universiteit me leerde: de emotie wanneer je geconfronteerd wordt met de ellende van de mens – erger nog, die van kinderen bedreigd door de gerechtigheid van volwassenen. Voor mij en mijn generatiegenoten die geen filmscholen kenden, was hij een voorbeeldige leermeester. Hij onderwees ons, zoals het in de middeleeuwen gebeurde bij het opleiden van leerjongens, geduldig de geest en de techniek van een kunst die hij zich als autodidact had eigen gemaakt en grotendeels had uitgevonden. En zijn warme huis stond altijd open voor alle jonge filmmakers, met de wonderlijke medeplichtigheid van Virginia Leirens.”3 Ze sluiten vriendschap voor het leven. De laatste film van de Heusch, Carnet d’images, Henri Storck (2006), is samengesteld uit de Super 8-beelden die Storck tussen 1974 en 1992 louter voor zijn plezier draaide. Tussen 1988 en 2011 was hij voorzitter van het Fonds Henri Storck. In onderstaande tekst brengt Storck de loopbaan van de Heusch liefdevol in kaart.

Elias Grootaers

 

Luc de Heusch op de set van Au carrefour de la vie (Henri Storck, 1948)

 

De etnoloog aan beelden ten prooi

 

Vrijheid is niet langer mogelijk zonder een zekere anarchie van de geest …

Luc de Heusch

 

Als het publiek van de filmmaker de hele wereld is, dan is dat van de etnoloog en de socioloog beperkt tot een groep van specialisten. Zij vertellen elkaar boeiende verhalen die voor onze moderne samenleving broodnodig zijn om te begrijpen wat haar overkomt. Helaas zijn hun communicatiemiddelen vaak onaantrekkelijk: geleerde taal, droog onderzoek, statistieken, behoedzame conclusies zoals de wetenschappelijke waardigheid vereist. Luc de Heusch was gevormd door deze wetenschappen en zijn geest was doordrongen van hun integriteit en hun scherpzinnigheid; hij wou niet enkel eigentijds zijn, intensief deelnemen aan het leven van zijn tijdperk, maar nog meer zijn verantwoordelijkheid nemen. Ligt het aanzien van de deskundige in de sociale psychologie niet ook in de mate waarin hij het collectieve bewustzijn en de collectieve moraal weet te vertalen?

Maar op een dag proefde Luc de Heusch van de verboden vrucht en sindsdien heeft het verwoestende cinemavirus hem alleen maar meer besmet.

Hoe overgaan van het rationele en abstracte universum van de wetenschap naar de taal van de cinema die, zoals iedereen weet, de nauwe en vervalste wegen van gevoelens en emoties bewandelt, zich beperkt tot het concrete en verstrikt geraakt in esthetische audiovisuele ontaarding? Het broze universum van het gevoelsleven dat door elke intellectuele intentie wordt bezwaard, door elke metafysica wordt verlamd en waar wetenschappelijke waarheden niet meer geverifieerd kunnen worden!

Want, zoals René Huyghe schrijft, “de taal van beelden beslaat een ander gebied van het innerlijke leven dan dat van de ideeën waarvan woorden leven”.

Luc de Heusch heeft zelf op die vraag geantwoord: “Vanaf het moment dat de cinema ons niet meevoert naar het universum van dromen en fictie, verwachten we dat hij onze kennis van het reële verdiept … de naakte waarheid, zonder vulling. Zodra het gevoel van vrijheid verflauwt, zodra een stelling zich opdringt en zich tussen ons en het beeld plaatst, ontstaat in het diepst van ons bewustzijn een vaag vijandige reactie.”

De route van de etnoloog die zich helemaal aan de cinema wijdde, kon niet anders dan langs de vorstelijke wegen van het reële leiden. Hij had begrepen dat het avontuur van het reële zijn eigen mediums en zieners met zich meebrengt. Net zoals voor Flaherty en diens erfgenamen was de camera-waarheid – die trouwe metgezel met zijn doordringende ogen – de “Sesam, open u” van de cinematografische roeping van de Heusch.

Ik vermoed dat de Grote Voorvader Pieter Bruegel vanuit zijn Artistieke Pantheon niet anders kon dan in zijn vuistje lachen op het moment dat de sociologen zich gingen interesseren voor de cinema. Want was hij niet ook een voornaam “doctor in de menswetenschappen”, zoals Chaplin later, met een hart vol mededogen en een onverbiddelijke geest?

De eerste films van de Heusch zouden goede etnografische documenten zijn gebleven als de auteur zich niet had gewaagd op het terrein verboden voor de wetenschap: dat van de emotie en het gevoelsleven; daardoor was hij in staat om zijn films te voorzien van een derde dimensie, om de waarheid en de menselijke communicatie te verzoenen. Laten we ze opnieuw beleven, die films vol verfijnde genegenheid voor de Zwarten van Afrika, gecreëerd met een bijzonder grote zuiverheid qua toon en stijl. En recenter, dat bewonderenswaardige filmische onderzoek, Les amis du plaisir, waarin de nauwkeurigheid van het etnografische veldwerk en de helder menselijke verwantschap zijn verenigd, ondanks de korte duur van de film.

Maar door zijn documentaire werk heen voel je het ongeduld opborrelen om over te gaan tot de opperste vertaalslag, tot fictiecinema, met andere woorden: tot de ontginning van het reële voor geheime doeleinden die enkel de auteur kent. Welke richting zal deze nieuwe koers binnen het oeuvre van Luc de Heusch nemen? Ze zal zich zeker niet loszingen van het reële, de trots en de springplank van de menswetenschappen. Maar het is mogelijk dat het ware zo nu en dan ongeloofwaardig zou kunnen zijn, zoals onze goede schoolmeester ooit zei.

In het oeuvre van elke waarachtige filmmaker kan je de karaktertrekken ontwaren van de denkbeeldige mens waarvan hij droomt. En als dat bij de Heusch nu eens ging om de mens geobserveerd met de hartstocht van de kunstenaar en de kille onverbiddelijkheid van de socioloog? Je zou daarom kunnen zeggen dat zijn kunst de samenleving is, maar dan bekeken vanuit een bepaald temperament, want daaraan ontbrak het de Heusch niet. Dat temperament stelt hem in staat om uit te barsten in een soort van bijtende, ja zelfs burleske geestdrift waarvan bepaalde trekken zich al lieten opmerken in zijn vroegere films. Je hebt goede ogen nodig om de films van de Heusch te bekijken.

  • 1Voor meer informatie over het leven en werken van Luc de Heusch, zie de inleiding en de voetnoten bij de tekst ‘Over de moeilijkheid van het portret’.
  • 2In 1952 trouwde hij met Marie Storck, de dochter van zijn leermeester Henri Storck. Nadien volgden nog drie huwelijken.
  • 3Henri Storck. Au carrefour de la vie”. [origineel citaat: « Un cinéma rigoureux, fondé sur la réalité mais soumis aux règles de la mise en scène, cette esthétique, qui est aussi une éthique, Henri Storck l’a apprise des films de Flaherty. […] Il ne sait pas encore, lorsque Flaherty lui révèle sa voie, qu’il sera l’un des maîtres du film anthropologique. […] J’avais appris d’Henri Storck à ressentir ce qu’aucun de mes professeurs à l’université ne m’avaient appris : l’émotion face au malheur des hommes – pire encore, celui des enfants guettés par la justice des adultes. Pour tous ceux de ma génération, qui ne connurent pas les écoles de cinéma, il fut un maître exemplaire. Il nous apprit patiemment, comme on le faisait au moyen âge pour instruire des apprentis, l’esprit et la technique d’un art qu’il avait appris en autodidacte et en grande partie inventé. Et sa maison chaleureuse n’a cessé d’être ouverte à tous les jeunes cinéastes, avec la merveilleuse complicité de Virginia Leirens. »] [eigen vertaling]

‘De etnoloog aan beelden ten prooi’ werd oorspronkelijk gepubliceerd als ‘L’ethnologue en proie aux images’ in Entracte n° 11 (1962), 18-19. De tekst werd overgenomen op Sabzian met toestemming van het Fonds Henri Storck.

Met veel dank aan Natacha Derycke

 

Seuls: Kort werk 2 vond plaats op donderdag 29 november 2018 in KASKcinema.

ARTICLE
28.11.2018
NL FR
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.