De esthetische toekomst van de televisie
Televisie is de menselijkste onder de mechanische kunsten

Het is vrij onvoorzichtig te zeggen dat men zich de toekomst kan voorstellen van een medium dat niet alleen rechtstreeks afhangt van de technische vooruitgang, maar evenzeer van zijn verspreiding. Je hoeft niet helemaal terug te gaan tot Louis Lumière die tegen Georges Meliès zei dat zijn uitvinding geen toekomst had, het volstaat al te lezen wat men in de jaren 1925-1927 over de filmkunst schreef. Critici en estheten beschouwden haar als een kunstvorm die per definitie “stom” was, terwijl het begrip “sprekende film” hun technisch onbetrouwbaar en esthetisch tegenstrijdig leek. We mogen deze pioniers, die ons maar beter tot enige nederigheid kunnen aanzetten, dus niet uit het oog verliezen als we het wagen iets over de toekomst van de televisie te zeggen. Uiteraard kunnen de inzichten over de problematiek vrij diepgaand veranderen als gevolg van nog onbekende technieken. Uiteindelijk zal kleurentelevisie vast veralgemeend worden, driedimensionale televisie misschien eveneens, hoewel de recente mislukking ervan in de bioscoop laat vermoeden dat het publiek er niet echt om geeft, toch niet als die beelden paradoxaal genoeg op een scherm verschijnen. Ruimer gezien mag je ook niet vergeten dat televisie als dusdanig niet bestaat, net zomin als cinema. Televisie is misschien niet meer dan een tijdelijke vorm van de moderne voorstelling. Je kunt er niet over spreken zoals over theater of schilderkunst, waarvan de essentie, ondanks de talloze technieken, menselijk blijft en bijgevolg eeuwig is. Hoe zou je daarentegen een film bestempelen die in de zalen op groot scherm geprojecteerd wordt door een centrale zender: zou het in dat geval nog over cinema gaan of over televisie?
Evenwel mag je je ook niet laten afremmen door een futuristische romantiek die door de vergelijking met cinema en radio in ruime mate wordt weerlegd. Hoewel de techniek een soms baanbrekende en onvoorspelbare factor van vooruitgang kan zijn, kan zij ook een zware last betekenen. Wetende dat de uitvinding van de filmkunst die van het vliegtuig en de radio voorafging en dat we in het atoomtijdperk leven, moet je wel toegeven dat de filmtechnische veranderingen heel gering zijn vergeleken met die van onze beschaving. In theorie is het niet zo moeilijk om een heel andere soort cinema te bedenken dan de filmkunst waarmee we vrede blijven nemen, maar in minstens de helft van dergelijke hypothetische verbeteringen zouden we moeten afzien van de huidige, meer dan vijftig jaar oude 35 mm-film, de standaard die Edison toevallig heeft uitgevonden. Op dezelfde manier wordt ook het optimale televisiebeeld beknot door zijn lineaire structuur. Ook al zou het door een aantal technische verbeteringen in de praktijk mogelijk worden om uit te zenden met een standaardaantal van laten we zeggen tweeduizend lijnen, dan nog zouden deze uitvindingen de laboratoriumfase niet verlaten, gewoon omdat het vrijwel onmogelijk is om alle zend- en ontvangstapparatuur aan de kant te schuiven.
Met dit voor ogen mogen we bijgevolg veronderstellen dat de huidige vorm van televisie nog vrij lang onveranderd zal blijven. De kans is groot dat de enige vooruitgang in de komende jaren een veralgemening van kleurentelevisie zal inhouden, maar wellicht zal het hier om een geleidelijke overgang gaan en zal die geen grotere ommekeer veroorzaken in de televisie dan de cinema.
Veel belangrijker dan de materiële verbetering wordt wellicht, naarmate de noodzakelijke netwerken worden gecreëerd, het bereik van televisie. Ik heb het hier dus over de esthetische toekomst van de televisie waarbij ik uitga van de huidige techniek, maar dan in het vooruitzicht van een bereik dat haast zo groot is als dat van de radio.

Televisie is geen kunstvorm
Op het gevaar af de lezer teleur te stellen beken ik maar meteen mijn twijfels over het belang van de artistieke revolutie die televisie met zich meebrengt. Of liever, net als radio is televisie volgens mij hoofdzakelijk een reproductie- en transmissietechniek, wat meteen ook de voornaamste functie ervan is. Ook al zou er een “radiokunst” bestaan, dan is die mijns inziens qua originaliteit in geen enkel opzicht vergelijkbaar met de traditionele kunstvormen of zelfs met een grote moderne kunst als de cinema. De “specificiteit” van het medium radio is in mijn ogen ontoereikend als basis voor een echte kunstvorm, want het speelt zich enkel af in de marge. Het is hooguit een bijkomende esthetische factor voor de traditionele audiokunsten. Met andere woorden, het belang van de radio schuilt volgens mij veeleer in een kunstpsychologische en kunstsociologische benadering dan in een formele esthetiek.
Het klopt niettemin dat de toevoeging van het beeld heel wat veranderingen heeft teweeggebracht, die a priori van de televisie een belangrijke kunstvorm met gevarieerde, geraffineerde mogelijkheden zouden kunnen maken, net als de cinema. Maar zoals ik al zei is dat beeld vrij onvolmaakt en zal dit naar alle waarschijnlijkheid nog lang zo blijven. De onvolmaaktheid en de kleine omvang van het beeld maken het onmogelijk televisie als een beeldende kunst te beschouwen. Bij cinema valt dat nog te betwisten, bij televisie niet eens meer. Van haar beeld wordt niet gevraagd dat het er fraai uitziet, maar gewoon dat het duidelijk is, en om dat te bereiken moet je de kleine details verwijderen en ook de personages die te veraf in beeld komen.

Tot eenvoud gedoemd?
Is dat een reden tot klagen? Ik denk het niet en die technische beperking lijkt me juist een voordeel. Televisie is daardoor in de eerste plaats tot eenvoud gedoemd; bescheidenheid hoort de belangrijkste deugd van de televisiemaker te zijn. Neen, het betreft hier geenszins een gebrek aan verbeelding, maar alle regieaanwijzingen moeten soberheid en doeltreffendheid nastreven. Het plastische ideaal van een tv-regisseur bestaat in een duidelijk opgebouwd en goed belicht beeld. Voorts zou het goed zijn als die regisseur niet vergat dat de eigenschappen van een op tv uitgezonden toneelvoorstelling in principe dezelfde zijn als die op het podium: je hebt een goede rolverdeling nodig, acteurs die hun tekst naadloos kennen, ervan doordrongen zijn en voldoende repetities achter de rug hebben om zich geen zorgen meer te hoeven maken over hun verplaatsingen op het toneel. Wanneer aan deze banale maar essentiële voorwaarden voldaan wordt (wat helaas te vaak niet het geval is!), is de vertoning al geslaagd, welke regiestijl er ook gehanteerd wordt.
Wat uiteraard niet betekent dat stijl onbelangrijk is. Zolang die beantwoordt aan de traditionele eigenschappen van het toneel en de werking van het televisiebeeld, bestaat er geen slechte stijl. Maar de ene stijl is beter dan de andere, namelijk wanneer rekening wordt gehouden met de psychologie van de televisie. Ik waag me niet aan een definitie, maar er bestaat minstens één ontegensprekelijk gegeven, met name de vertrouwensband die de kijker voelt met de personages op het scherm. Een intimiteit die zelfs zo ver kan reiken dat er een zekere wederkerigheid ontstaat. Persoonlijk moet ik mezelf, telkens als ik op straat een presentatrice, een nieuwslezer of een bekende televisieacteur ontmoet, bedwingen om hem of haar de hand te gaan schudden, alsof zij me eveneens kennen omdat ze me dagelijks vanaf mijn tv-scherm zien.

De intimiteit van de televisie
Toegepast op een op tv uitgezonden toneelstuk houdt dit in dat intimiteit er de ideale stijl vormt. In de praktijk betekent dit dat de mise-en-scène veeleer steunt op de acteur dan op het decor, en zelfs gereduceerd kan worden tot integrale close-ups. Misschien zou deze keuze alleen opgaan voor drama’s of tragedies, want de komedie vereist enige afstand. Waarschijnlijk is enig wantrouwen tegenover deze methode op zijn plaats. Toch waren er al enkele vrij succesvolle experimenten geweest, met een zeker succes, zoals Jeanne d’Arc en Andromaque van Claude Vermorel en recent nog het minder systematische Le malentendu van Marcel Cravenne. We kunnen er dus van uitgaan dat het hier een zeldzame wet betreft waarop televisiemakers alvast kunnen steunen.
Maar de toepassing op toneel is in feite slechts een specifiek voorbeeld van een algemener concept, te weten de “directe tv”. De intimiteit waar ik het hierboven over had, is duidelijk verbonden met het gevoel van een aanwezigheid in tijd en in ruimte. Dit verschijnsel hebben radio en televisie in principe met elkaar gemeen; maar vanwege de perfecte klankweergave op de radio is het haast onmogelijk een onderscheid te maken tussen een directe en een uitgestelde uitzending, behalve bij bepaalde reportages. Op televisie zijn er door de band genomen andere technische redenen om voor een uitgestelde uitzending te kiezen en bovendien is men er trouwens nog niet in geslaagd een zo realistisch beeld op te nemen dat we het verschil niet zouden merken. Waarschijnlijk lukt dit ooit wel; we zullen er dan wel op moeten letten bij zulke opnames de spontaneïteit van een rechtstreekse uitzending te bewaren: de charme van een tv-opname zou immers grotendeels verdwijnen als we de indruk hadden slechts een heruitgezonden film te zien. Dankzij de montage kunnen we in de filmkunst inderdaad de tijd manipuleren. De esthetische moraal van de televisie is daarentegen een ethiek van eerlijkheid en risico.

De menselijke getuigenis
Esthetische moraal, maar ook moraal zonder meer. In dit opzicht is de televisie misschien wel de meest morele van alle mechanische kunsten. Hoewel toneel, film, reality-tv en zelfs het nieuws op tv eigenlijk niets anders voorstellen dan de aanpassing van andere kunstvormen of informatiemiddelen aan de televisie, bestaat er een domein waarop de televisie die allemaal – en zelfs de radio – overtreft, namelijk de menselijke getuigenis, het persoonlijke relaas. Een van de beste televisie-uitzendingen ooit was die waarin Jean Thevenot figuren uit de kunstwereld, de geneeskunde of de literatuur vroeg om voor de camera over zichzelf te komen praten. Maar nu bewijst hij, door zich te richten tot de “gemiddelde Fransman”, dat koningen en herders, genieën en simpele zielen voor de televisie allemaal gelijk zijn, zoals we ook allemaal gelijk zijn in de dood. Want de tv-camera kan de mens buitengewoon goed blootleggen. Terwijl het feit fotogeniek te zijn voor de filmkunst nauwelijks nog geheimen heeft, zou men voor de eis “telegeniek” te zijn beter te rade gaan bij psychologen en ethici. Het zou wellicht veel te eenvoudig en in ieder geval belachelijk zijn de televisie de stelligheid toe te schrijven van de engel van het laatste oordeel, die de goeden en de slechten feilloos van elkaar scheidt. Het klopt dat sommige juist sympathieke mensen op televisie niet goed zullen overkomen en dat bepaalde fysieke kenmerken aantrekkelijk of lelijk kunnen ogen, maar het staat evenzeer vast dat je niet knap, behendig, slim of vlot hoeft te zijn om telegeniek te zijn: deze eigenschap heeft altijd te maken met een of meerdere morele kwaliteiten en hoe dan ook met de authenticiteit die een mens tot op zekere hoogte bezit. Een programma waarin dit aspect het meest aan bod kwam, was de uitzending van Roger Louis over het leven op het platteland. Je zag er steevast authentieke boeren die kwamen praten over de moeilijkheden in hun beroep. Landbouwers staan er niet voor bekend dat ze zich gemakkelijk mondeling uitdrukken; daar echter praatten ze erop los en straalden een fascinerende autoriteit uit. Los van de aangekaarte economische kwesties vormde dit onderhoud hoe dan ook een verrassend menselijk document.
Bijgevolg kunnen we ons voorstellen uit welke immense, rijke schat televisie kan putten. Misschien is dat wel haar enige specifieke functie, haar enige echte taak, maar dat is ruim voldoende om haar bestaan te verantwoorden. Televisie is in de eerste plaats een dagelijkse, intieme band met het leven, met de wereld die elke dag ons gezin binnendringt, niet om onze intimiteit te schenden, maar integendeel om erin te worden opgenomen en om haar te verrijken. Of om het nog preciezer te verwoorden: in de eindeloze massa van al deze elementen geeft de televisie de mens voorrang. Telkens als iemand die het verdient bekend te worden het tv-blikveld betreedt, wordt het beeld sterker en wordt iets van die persoon aan de kijker vrijgegeven.

Beelden uit Will Success Spoil Rock Hunter? (Frank Tashlin, 1957)
Deze tekst verscheen oorspronkelijk als ‘L’avenir esthétique de la télévision. La T.V. est le plus humain des arts mécaniques’ in Réforme, 548 (17 september 1955), en meer recent in Hervé Joubert-Laurencin, red., André Bazin. Écrits complets (Parijs: Éditions Macula, 2018).
Met dank aan Yan Le Borgne
© Éditions Macula, 2018

