
Four persons travel by rail to visit a city. On arrival they take a bicycle to continue their tour and join occasionally a passing protest manifestation. The camera is never far off their trail.
NL
Man 1: “Van de week las ik een tijdschriftartikel over het jaarlijks afnemen van de stakingsdagen. Zou het zo zijn dat mensen steeds meer tevreden zijn met hun situatie, vroeg ik me af.”
Vrouw 1: “Misschien wordt de situatie wel beter.”
Vrouw 2: “Misschien wordt die wel slechter.”
“In deze film kletsen vier mensen een eind weg. In de trein en op de fiets in de stad geven zij commentaar op de actualiteiten, op hun gezondheidstoestand en praten ze over het weer. ‘We komen woorden tekort,’ klaagt een van de vrouwen. ‘Kerncentrales zijn gevaarlijk,’ zegt een van mannen. Ze spreken zinnen uit die regelmatig in gesprekken voorkomen. Maar hun intonatie is vlak, er vallen pauzes tussen de zinnen en er zijn gedachtesprongen die niet natuurlijk verlopen als een meanderende rivier, maar zoals de zetten in een schaakspel. Iedere zin is een zet, dikwijls in het onbekende. De film heet ‘Optocht’, de mensen zijn op stap, er neemt een demonstratie plaats en er is sprake van een parade aan gedachten. Wanneer de mensen de straten en de voorbijgangers langs zich heen hebben laten passeren gaan ze weer naar huis. Deze film is hilarisch en ook saai, diepzinnig en hol, net zoals het woord ‘Optocht’ wanneer je het talloze keren uitspreekt. Deze film gaat over taal, ‘a virus from outer space’, zoals William S. Burroughs het beschreef.”
Nina de Vroome