Prisma #44
Sinds zijn heropening is cinema Écoles 21 in Parijs verworden tot een ware hipstertempel. Er worden voortdurend cultfilms vertoond van Argento en collega’s, en de communicatie via sociale media is gegaan van onbestaand naar zelfbewust geeky; op de Amerikaanse leest geschroeid. Dat valt te betreuren, daar de bioscoop in een nabij verleden nog een plek van onschatbare cinefilie was. Écoles 21, verwijzend naar het huisnummer op de Rue des Écoles in het vijfde arrondissement van Parijs, was in een vorig leven gekend als Le Desperado met als eigenaar cineast Jean-Pierre Mocky. De zaal belichaamde de weerbarstigheid van het betreurde enfant terrible. Ooit stonden er willekeurige, wat vergeten mainstreamfilms op het programma, voor een zonderling publiek. Op deze manier ontsnapte Écoles aan de ergerlijke eigentijdse tendens om alles als ‘event’ te kaderen. Idealiter staat cinema los van dergelijke randanimatie, pas dan kunnen we de puurheid ervan echt beleven. In deze heerlijke leegte beleefde ik mijn cinefiele hoogtepunt van de afgelopen jaren, een onvergetelijke namiddagvertoning van René Clairs Tout l’or du monde (1961). Een non-gebeurtenis waar mijn geest, niet voorafgaand bevuild door promopraatjes van culturele gatekeepers, zich volledig openstelde voor de rijkelijke overdaad van deze charmante vertelling. Een zeemzoete mijmering naar het Frankrijk van weleer. Als ware gehypnotiseerd, voel ik tijdens de scène waar het personage Stella het berglandschap afdaalt en langzaamaan buiten beeld verdwijnt, hoe de filmische ruimte met mijn eigen werkelijkheid samensmelt. Mijn kindertijd, vervlogen zomerliefdes, avondwandelingen in Franse provinciestadjes … elk partikel van mijn zelf zit gevangen in een perpetuele trance. Gewillig laat ik me bezweren door het herdersliedje van Bourvil. Verteerd door nostalgie naar herinneringen die de mijne niet zijn, blijf ik dromen van een grenzeloos hors-champ.
Deze Prisma verscheen als ‘Prisma #33’ in Filmmagie #704, april 2020