Het leger speelt zichzelf

Gesprek met Ruben Desiere over Echo

In Echo documenteert Ruben Desiere de metamorfose van een groep jongeren die de basisopleiding tot militair volgt. Onder het gezag van commandant Walter Van Dyck worden de jongeren in het peloton aan de hand van rollenspelen en fragmenten uit fictiefilms opgeleid tot soldaten. Wat volgt is een gesprek tussen Ruben Desiere, Dagmar Teurelincx en Nina de Vroome, die het geluid van de film verzorgde. 

(1) Echo (Ruben Desiere, 2022)

Dagmar Teurelincx: Hoe ben je tot Echo gekomen?

Ruben Desiere: Enkele jaren geleden bereidde ik een fictiefilm voor die zich afspeelt in het Belgisch leger. Als vooronderzoek voor die film had ik de kans om twee weken lessen te observeren aan de militaire basisopleiding in Leopoldsburg die alle nieuwe soldaten dienen te doorlopen. In een van de lessen keek een groep van vijftig soldaten naar sketches, live gebracht door acteurs. Er werd hun gevraagd te reageren en zo gingen ze in gesprek over zaken als homoseksualiteit, diversiteit en pesten binnen Defensie. Ik volgde ook een les waarin er over oorlogsrecht gepraat werd. De pedagogische technieken die er gebruikt werden en de manier waarop de soldaten reageerden, fascineerden me. Later ging ik mee op een bivak, waarbij de soldaten op het terrein er enkele dagen opuit gaan en allerlei praktische oefeningen krijgen. Ook hierbij werd beroep gedaan op ensceneringen waarin de soldaten moesten leren wat het betekent om soldaat te zijn. Grote stukken van wat ik had gezien verwerkte ik in het scenario voor de fictiefilm, maar ik kreeg de film toen niet gefinancierd. Om toch iets met het materiaal te doen besliste ik een documentaire over de basisopleiding te maken. Het was niet evident om toestemming te krijgen, maar toen die er dankzij bemiddeling van heel wat mensen toch kwam, zijn Nina en ik de opleiding gedurende tien weken gaan filmen. We draaiden alles ter plekke met zijn tweeën en bleven er ook slapen. Zowel qua materiaal als financieel was het een heel bescheiden productie.

Nina de Vroome: Ik nam de klank op en Ruben hanteerde de camera. We hebben bijna de hele basisopleiding gevolgd.

Net zoals de soldaten verbleven we daar elke week van maandag tot vrijdag.

Teurelincx: In hoeverre wisten jullie op voorhand wat jullie zouden filmen?

Als ik de voorbereidingen voor de film bekijk, merk ik dat bijna alle scènes die in de uiteindelijke film terecht zijn gekomen al beschreven stonden. De focus lag voor mij echt op hoe de lessen geënsceneerd zijn. Het nachtelijke klank- en lichtspel was bijvoorbeeld een van de zaken die ik zeker wilde filmen. Er zijn natuurlijk ook scènes bijgekomen waarop ik niet geanticipeerd had, zoals de evaluatiegesprekken met de commandant van het peloton, Walter Van Dyck, en alles wat met driloefeningen te maken had: het wandelen op de koer, het op- en afzetten van de gasmaskers, alles wat te maken had met repetitieve handelingen en bewegingen. 

De Vroome: Je noemt al meteen het klank- en lichtspel. In deze scène is het nacht en staan de soldaten samen met Walter aan de rand van de heide. Hij draagt hun op om goed op te letten. In de verte worden er lichtpijlen afgeschoten, er zijn schoten te horen en iemand stapt over een tripwire waardoor gekleurde rook oplicht. Dan vraagt Walter om stilte en laat hen luisteren naar de nachtelijke geluiden die de aanwezigheid van de vijand kunnen verraden. Tijdens de draaiperiode hebben we gesproken over de plek van het klank- en lichtspel binnen de film. Kan je vertellen waarom deze scène belangrijk is?

Toen ik die oefening meemaakte tijdens het vooronderzoek op een bivak, zag ik een parallel met film. Je kunt op verschillende manieren kijken en luisteren naar de wereld, afhankelijk van waarop je je aandacht richt en hoe je deze waarnemingen interpreteert. Eigenlijk voeren de leraren een soort miniatuurcinemavertoning op voor de jongeren en proberen ze een situatie bevattelijk te maken. Dat doen ze gedurende de hele opleiding: manieren zoeken om geweld en oorlogsvoering te verbeelden. Tegelijk werkt de betovering nooit helemaal. De banaliteit van de omgeving verzet zich tegen de fictie, als een filmset waarbij je zowel de scène als het gestommel buiten beeld te zien krijgt. De leraren moeten op heel korte tijd en voor een heel diverse groep leerlingen een heleboel complexe zaken overbrengen, niet alleen complexe manoeuvres die je als “militair lichaam” moet kunnen uitvoeren, maar ook een complexe manier van denken. Wat betekent “de vijand”? Hoe kan geweld eruitzien? Hoe kan een verdediging eruitzien? Wat zijn oorlogsmisdaden? Wat is je verantwoordelijkheid ten opzichte van gezag? Het zijn moeilijke vragen waarop deze opleiding heel inventief antwoorden probeert te zoeken – al dan niet geslaagd. Het klank- en lichtspel is daarvan misschien wel het beste voorbeeld. Ze spreken niet alleen over het slagveld, wat iets heel abstracts is voor een achttienjarige, maar proberen het ook te evoceren midden in de banaliteit van de Limburgse heide. Tijdens de hele opnameperiode bestond er een spanning tussen alledaagsheid en glimpen van agressie en gruwel die veel te ingewikkeld zijn voor een opleiding van tien weken. Soms wordt het heel even duidelijk dat die jongeren effectief in opleiding zijn om ingezet te worden in conflicten, bijvoorbeeld wanneer ze in de klas naar een nieuwsreportage over Belgische soldaten in een greppel in Afghanistan kijken. Op zulke momenten voel je dat die schijnbaar banale ensceneringen tot een gewelddadige, vreselijke situatie kunnen verwerkelijken en dat hierop voorbereid zijn het eigenlijke doel van de opleiding is. Toch wordt het geweld ook in die video niet helemaal echt. Het blijft een beeld.

De Vroome: Dat heeft te maken met de manier waarop de nieuwsreportage over de oorlog in Afghanistan is gefilmd, gemonteerd en becommentarieerd, en hoe die in die klas in een PowerPoint aan bod komt. Het is een heel specifieke vorm, waarin de werkelijkheid wordt gereduceerd. Het klank- en lichtspel is net zo goed een vormelijke vertaling van een werkelijke situatie.

Eigenlijk is dat klank- en lichtspel een soort schema dat ruimtelijk wordt gemaakt. Er komen nog andere schema’s aan bod in de lessen, zoals de slides in een van de theorielessen waarop oorlogssituaties in stripvorm worden voorgesteld. Er wordt een poging gedaan om de individuele soldaten op een uiterst eenvoudige manier inzicht te bieden in de realiteit, maar om sommige leerstof echt te begrijpen is veel meer tijd nodig. Die ontbreekt. 

(2) Echo (Ruben Desiere, 2022)

De Vroome: Eveneens voelbaar in de film is de spanning tussen het leger “zijn” en het leger “spelen”.

Naast het schematische is dat een belangrijk uitgangspunt van de film: hoe spelen overgaat in zijn. Op andere plekken in onze maatschappij is die overgang diffuser geworden, maar in het leger is er nog steeds een moment waarop je het kostuum aantrekt en met een wapen gaat rondlopen. Er is een duidelijk moment waarop je militair “wordt”, in feite vanaf je de poort binnenwandelt. Toch had ik de hele draaiperiode het gevoel dat we nooit écht bij het leger waren aangekomen. Het leek steeds alsof het leger zichzelf speelde. Zowel in de lessen als tijdens informelere momenten. 

Teurelincx: Als Belgische toeschouwer wordt dat gevoel wellicht versterkt door ons idee van het Belgisch leger. Er bestaat de indruk dat het Belgisch leger nauwelijks aan echte missies deelneemt en dat het ook na die basisopleiding – hopelijk – bij repeteren zal blijven.

Belgische militairen zijn actief in Mali en Niger en waren tot voor kort actief in Afghanistan en in de Belgische straten (na de aanslagen in 2016). Dat zijn stuk voor stuk situaties die veel opleiding vereisen. Maar het leger bestaat inderdaad uit carrières en materiaal die hopelijk nooit gebruikt zullen worden, die voortdurend in wachtmodus staan. Het is een enorme hoeveelheid energie die, als alles goed gaat, in het niets opgaat. Het Belgisch leger heeft dan weliswaar een wat sjofele reputatie, maar als je zou gaan filmen bij het Amerikaanse leger, met zijn hightech reputatie die overigens enkel te maken heeft met hoe het leger in fictiefilms gerepresenteerd wordt, denk ik dat je exact dezelfde film kunt maken. De werkelijkheid is nu eenmaal knullig. Ik heb tijdens de opnames vaak moeten denken aan De lotgevallen van de brave soldaat Svejk van Jaroslav Hašek, een roman waarin het hoofdpersonage steeds nét niet het front van de Eerste Wereldoorlog bereikt. 

De Vroome: In de film zien we de jongeren spelen met de conventies van wat zij denken dat het leger is op basis van wat ze in films en de media zagen.

Het leger is een plek die je heel goed kent, ook al ben je er nog nooit geweest. Er bestaan veel beelden van het leger. Ook militairen hebben die beelden gezien en gedragen zich ernaar. Dat geldt uiteraard voor elke situatie. In een relatie gedraag je je ook naar de beelden van relaties die je kent. Toch ken ik geen enkele andere plek waar dit fenomeen zo sterk is als het leger. Omdat het leger gekostumeerd is en zoveel vastgestelde handelingen en regels kent, blijft dat aspect ongelooflijk voelbaar. Toen we aankwamen in de kazerne van Leopoldsburg, voelden we meteen een soort vreemde discrepantie met wat we kenden, omdat alles nooit vloeit zoals in de media of in fictiefilms. De tijdsbeleving is compleet anders dan in een film en er zijn momenten waarop mensen zich niet volledig naar hun rol gedragen. Zeker bij de jongeren, die nog niet helemaal vergroeid zijn met hun nieuwe kostuum, zie je duidelijk een poging om zich tegenover ons en elkaar als soldaten te verhouden. 

Teurelincx: Op sommige momenten in de film zie je ze eventjes uit die rollen vallen, bijvoorbeeld wanneer ze op hun kamer gefilmd worden. 

Af en toe uit je rol vallen is iets heel bijzonders. Niet helemaal in een rol passen die met mannelijkheid en allerlei andere stukjes identiteit te maken heeft, is volgens mij overal waar mensen die beelden hebben gezien een kwestie. Bij veel van de jongeren in Echo voel je dat ze het liefst van al Engels zouden praten, omdat ze dan helemaal zouden samenvallen met de soldaten uit hun lievelingsseries en -films.

(3) Echo (Ruben Desiere, 2022)

Teurelincx: Het terugvallen op beelden wordt in zekere zin aangemoedigd door de commandant, die zelf geregeld films aangrijpt als lesmateriaal.

Walter houdt erg van film. Het is een van zijn passies. Hij zoekt aanknopingspunten met de leefwereld van de jongeren, maar hij en andere leerkrachten gebruiken fictiefilms in hun les eveneens als een representatie van de werkelijkheid. Dat heeft vaak iets surreëels, omdat de films een arsenaal aan muziek, montage en emoties bevatten.

De Vroome: Het lijkt alsof ze de jongeren proberen wakker te schudden, bijvoorbeeld met beelden van Amerikaanse atoomproeven waarop huizen en bossen worden weggeblazen door nucleaire explosies, beelden die bij mij veel losmaakten, maar in het klaslokaal weinig reactie uitlokten. De beelden hadden geen enkele impact, alsof de jongeren zelfs documentairebeelden bekijken als fictie.

Het lukt bijna nooit om van de slaperige sfeer van een les op de middelbare school over te schakelen naar het besef dat dit écht onderdeel zal worden van de realiteit als soldaat. Het besef kwam zelden en hoogst individueel binnen bij iemand. Dat heeft niets met de jongeren te maken maar met hoe onvoorstelbaar geweld van deze orde is. Zelf moet ik vaak denken aan de jongen die zijn gasmasker tijdens een oefening in de klas niet op tijd opgezet krijgt. Op het examen is de impact klein maar in de werkelijkheid overleef je dat niet.

Teurelincx: De soldaten verschijnen als groep, hoewel er toch enkele personages opdoemen in de film. Hoe ben je bij deze soldaten terecht gekomen?

Door de mondmaskers, de uniformen en de camouflageschmink was het moeilijk om de soldaten in beeld van elkaar te onderscheiden. Ik wou het over de opleiding hebben, niet over hoe één iemand die ervaart. Na verloop van tijd voelde ik dat er een vijftal soldaten binnen het peloton waren die ik telkens opnieuw in beeld bracht. Die probeerden we dan tijdens de montage telkens aandacht te geven. Het resultaat is dat je af en toe iemand herkent zonder dat het echt individuele verhalen worden. 

Teurelincx: Commandant Walter valt wél op. Hij is een echte performer, een soort acteur in de film. Hoe heb je met hem gewerkt?

Walters eigen passie voor cinema uitte zich ook in een interesse in hoe wij dingen filmden: waar de camera stond, hoe de micro net buiten beeld hing, hoe je monteert... Al vrij snel besliste Walter om zijn performance voor de soldaten uit te vergroten voor de film. Hij ontpopte zich tot een soort acteur. Bij de extra klankopnames na de draaiperiode vertelde hij dat hij de technieken die hij tijdens de film ontwikkeld had om met de jongeren om te gaan, zou blijven hanteren. Hij is zich gaan gedragen als de leerkracht die hij kent uit films, zonder de clichématige strengheid uit legerfilms, maar met een eerder vaderlijke insteek. Dat fascineerde hem. We voelden al tijdens de opnames dat hij voor ons acteerde, zijn bewegingen en uitspraken uitvergrootte. Net daarom was het zo leuk om die evaluatiegesprekken te filmen. Waar dat normaal louter een formaliteit is, ging hij nu door tot één uur ’s nachts. Voor elke soldaat had hij een soort persoonlijke onemanshow voorbereid. Normaal gezien passeren de soldaten in hoog tempo en is er veel minder een-op-eenbegeleiding. Walter wilde “goede scènes” maken, met humor. Hij construeerde een typetje, hoewel dat spel ook helemaal bij zijn persoonlijkheid past.

De Vroome: Dat spel vinden we ook terug in zijn zegswijzen, zijn archetypische manier van spreken die past bij de iconische rol van legercommandant. Toch verhaspelt hij de spreekwoorden vaak, waardoor zijn uitspraken iets surrealistisch krijgen. Dit soort momenten komen vaker terug in de film. De dingen zijn soms net iets anders dan je verwacht. Deze vreemdheid is verweven met de film door de opbouw van bepaalde scenes, door het invoegen van beelden zoals een uil op een tak tijdens een nachtscène in het bos en ook door de muziek. Hoe is deze magische toets tot stand gekomen?

Ik heb gemonteerd met Dieter Diependaele. Het was vooral snel duidelijk wat we niet wilden. We wilden de kijker niet meenemen in het typische beeld van het leger. Er moet afstand blijven, het moet duidelijk blijven dat het leger speelt en dat wij daarnaar kijken, dat het standpunt niet versmelt met dat van het leger. Het Belgisch leger maakt zelf heroïsche films met luide muziek en droneshots van schepen en tanks. Dat wilden we niet. Het was al snel duidelijk dat we tegen die grootse fictie in moesten monteren. Dat gold trouwens ook voor de klank. De schoten en dergelijke mochten allemaal niet te groot klinken. Zo konden we het alledaagse aspect bewaren. De structuur van de film volgt vrij netjes de opleiding van begin tot einde. Op dat vlak heeft de film een klassieke vertelling. Toch vond ik het nodig dat er af en toe momenten waren die aan de werkelijkheid ontsnapten. Denk aan het beeld van de uil of de nachtkijkers. De muziek heeft ongeveer dezelfde functie: heel even een notie van een andere tonaliteit die breekt met het ritme van scène na scène observaties.

(4) Echo (Ruben Desiere, 2022)

Teurelincx: Hoe ben je omgegaan met de komische elementen?

Het idee “oorlog” heeft iets surreëels. Het is voor ons eigenlijk onvoorstelbaar dat je écht in camouflagekleren in de gracht ligt tegenover een Vlaamse villa waar iemand het gras aan het afrijden is. Veel van de humor in Echo heeft volgens mij te maken met het feit dat je gewend bent dat alles aan een razende vaart vooruitgaat en gesmeerd verloopt. In films loopt altijd alles lekker. Wanneer een soldaat zijn blik voeding niet open krijgt, voelt dat vreemd. Het banale dat mislukt.

De Vroome: In de eindscène krijgen de soldaten eindelijk “hun muts”. Ze moeten een voor een naar voren komen, waarna Walter zegt: “Pet af, muts op.” Ze zetten een ander hoofddeksel op, wisselen letterlijk van pet en krijgen een nieuwe identiteit. De fotograaf maakt foto’s van hen, die we ook te zien krijgen. Zo worden de soldaten opnieuw tegenover een verbeelding geplaatst.

Wat er gebeurt, is ondergeschikt aan het beeld dat ervan gemaakt wordt. De ceremonie vindt plaats in een achterkamer en door corona konden familie en vrienden enkel digitaal aanwezig zijn. Er is niets groots aan. Toch is het een gebeurtenis waarover al een hele opleiding gepraat wordt. Door de foto’s wordt het iets wat ze zelf kunnen doorgeven als hét moment van de opleiding. Er zijn veel momenten in de opleiding die beleefd worden via de verhalen die ze erover gehoord hebben en de verhalen die ze er achteraf over zullen kunnen vertellen. Het moment zelf, het nu, verdampt in de veelheid van verhalen.

De Vroome: Het is altijd moeilijk om te spreken over cameravoering. Het is iets wat je voelt, wat sterk verbonden is met je lichaam. Jij hebt veel op je schouder gefilmd, maar ook op statief. Wanneer we een ruimte binnengingen, nam je steeds eerst de tijd om die in je op te nemen. Je wandelde rond, keek, dacht na en nam dan het statief of de camera. Hoe heb je de cameravoering ontwikkeld en hoe denk je over scènes of structuren tijdens het filmen?

Hoewel het nooit de intentie is geweest om een film te maken waarin we zien hoe de soldaten op de eerste dag door hun ouders aan de poort van de kazerne worden afgezet, hebben we dit wel gefilmd. Ik heb die eerste periode nodig om de vorm van de film te vinden. Het is de allereerste confrontatie met de plek, met de mensen. Je zoekt nog naar een verhouding ten opzichte van wat je filmt. Langzaam wordt duidelijk hoe je wil filmen. Na een tiental dagen bleek dat ik graag in heldere, observerende scènes wilde werken. Ik moest dus steeds genoeg materiaal verzamelen om de scènes later te kunnen monteren. De scèneopbouw en de manier van filmen hebben iets schematisch. De lesgever staat op een bepaalde plek en we krijgen een duidelijk overzicht van de situatie.

Teurelincx: Zocht je vooral naar materiaal dat paste in die schematische opbouw of heb je zelf ook dingen geplaatst?

We hebben weinig ingegrepen. Een keer een stoel verschuiven om beter licht te hebben, meer niet. Dieter bezit het talent om uit schijnbaar los materiaal iets te maken dat voelt alsof het één moment is. Zonder Walter ooit te ontmoeten heeft hij hem als personage uit allerlei kleine fragmentjes samengesteld.

(5) Echo (Ruben Desiere, 2022)

De Vroome: Als je Echo ziet lijkt alles heel logisch, maar een ruimtelijke ordening in een scène krijgen is vrij technisch werk. Hoe heb je de continuïteit van de decoupage onder de knie gekregen? Kijk je ook naar fictiefilms om daaruit te leren?

Dat komt vooral door te oefenen. Ik denk veel na over de basis van filmische middelen, zaken zoals kijklijnen, assen en lenzen. In een documentairesituatie vraagt dat nadenken veel tijd. Soms probeer ik naar een film te kijken met die focus, maar dat lukt me bijna nooit doordat ik te snel in de film word meegezogen. Bij elke film waaraan ik meewerk, ontdek ik nieuwe mogelijkheden. Bij deze film had ik bijvoorbeeld een zoomlens, wat ik bij mijn vorige film niet had. Die lens kunnen uitproberen, ermee spelen, dat vind ik een heel fijne manier van aanwezig zijn. Het zoeken naar een manier om dingen in beeld te brengen. Als ik vandaag denk aan de ruimtes in Leopoldsburg, denk ik met name aan de plekken waar wij stonden met ons statief. Een ruimte binnenkomen, zoeken naar een juiste hoek, hoogte en afstand ten opzichte van mensen, heeft iets van een ruimtelijke puzzel die je moet oplossen, waardoor je telkens achter de feiten aan holt. Zo wordt filmen zeer arbeidsintensief. Je moet de situatie die je te zien krijgt meteen proberen vertalen naar het platte beeld.

De Vroome: Mensen verwachten van een auteursfilm vaak dat de visie van de regisseur heel leesbaar is. Het standpunt van de filmmaker moet in de film aanwezig zijn. In Echo krijg je jouw intentie niet op een presenteerblaadje aangereikt.

De ambitie van Echo is om geconcentreerd te kijken naar wat in feite een vrij klein stukje van het Belgisch leger is. Het is geen opiniestuk. Natuurlijk heb ik vage persoonlijke ideeën over het leger, maar niet van dien aard dat ze interessant genoeg zijn om te delen via een film. Echo gaat over een minuscuul onderdeel van een enorm ingewikkelde machinerie die over landen heen gaat en grote filosofische en politieke vragen opwerpt. Misschien is dat net de fascinatie: de jongeren in Echo hebben alles te maken met de wapenloop die momenteel aan de gang is en met de oorlog in Oekraïne, maar tegelijkertijd ook helemaal niets.

Teurelincx: Veel kijkers zullen geneigd zijn om wat ze in de film zien te extrapoleren.

De film wordt gekleurd door wat je denkt voor je begint te kijken. Een onderdeel bestuderen zegt weinig over het geheel. Op een aantal momenten ontsnapt de film aan de kazerne, aan wat de soldaten daar beleven. Dan merk je dat de soldaten onderdeel zijn van oorlogen en werkelijkheden ver weg van Leopoldsburg. De film waaiert even uit en klapt een scène later terug dicht.

De Vroome: Zelfs getrainde kijkers verwachten vaak duidelijk te kunnen zien wat een filmmaker wil vertellen en wat de betekenis van de film is. Men is gewend aan een beeldcultuur van voorgeschreven ervaringen. Dat zie je terug in de filmclips die de soldaten te zien krijgen, waarin uitbundige muziek en commentaren de interpretatie van de beelden voorschrijven. Echo doet dat resoluut niet.

Dat klopt. Een duidelijk standpunt waarmee je als filmmaker verwacht wordt in de werkelijkheid te staan, heb ik gewoon niet. Ik heb geen eenduidige mening over wat zich daar afspeelt. Er gebeurt van alles op individueel vlak met bepaalde mensen, maar ook op politiek niveau. De barakken in de kazerne zijn zoals ze zijn door politieke beslissingen in het België van de jaren negentig. Er komen heel veel lijnen samen. Dat geldt voor elke werkelijkheid. Het is een keuze om met Echo te concentreren op een detail zonder een uitspraak te doen over het geheel. De film gaat niet over het leger maar over een bepaald onderdeel ervan op een bepaald moment. Door goed te observeren probeer je het geheel beter te begrijpen, maar het blijft complex.

De Vroome: En toch heel banaal, hoe complex de wereld ook is.

De werkelijkheid is altijd een rommeltje.

Beelden uit Echo (Ruben Desiere, 2022)

CONVERSATION
12.10.2022
NL
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.