Geen dag zonder stille film, geen stille film zonder muziek

Van 9 juni tot en met 31 augustus wijdt CINEMATEK een tentoonstelling aan Fernand Schirren, de hoofdpianist die stille films begeleidde vanaf de oprichting van het Filmmuseum in 1962 tot 1982. Daarnaast was hij ook dé ritmeleraar op MUDRA, de Brusselse dansschool van Maurice Béjart waar ook Anne Teresa De Keersmaeker les van Schirren zou krijgen. In 1982 hielp Schirren mee aan het samenstellen van een vaste ploeg pianisten die de dagelijkse projecties in CINEMATEK zouden begeleiden, waaronder Jean-Luc Plouvier.

Maldone (Jean Grémillon, 1928)

Ik ben begonnen bij het Filmmuseum in 1982, toen ik 18 jaar was, in reactie op een advertentie. Er was daar beslist om als enige ter wereld een zaaltje met 30 zitplaatsen voor te behouden voor de vertoning van twee stille films per avond. Dan was het zaak om een ploeg muzikanten samen te stellen die kon voldoen aan het radicale edict van stichter-conservator Jacques Ledoux: geen dag zonder stille film, geen stille film zonder muziek. Soms zat de zaal vol, soms was ze leeg. Was er na 15 minuten geen toeschouwer opgedaagd, dan kon ik naar huis.

Mijn auditie was bij Ledoux zelf, die nadien mijn omzwervingen en vooruitgang is blijven volgen. Ik was geïntimideerd door zijn intelligentie, waarachter je een moeilijk te controleren karakter kon vermoeden, ondanks die eeuwige halve glimlach. In het Museum zag ik verwijzingen naar de geschiedenis van het surrealisme, waar ik volstrekt verzot op was. Ledoux zelf had de cinefilie te pakken gekregen op vijftienjarige leeftijd, bij een retrospectieve Luis Buñuel. Ik was net begonnen aan het Conservatorium. Je leert er een pianoklank opbouwen vanuit het gewicht van de arm en de rugspieren, maar die techniek was in tegenspraak met wat Ledoux verwachtte in de muzikale uitdrukking: breekbaarheid, mysterie en allusie. “Je speelt te hard, maar je kunt blijven.” Vervolgens liet hij mij onder de hoede van Fernand Schirren, de enige pianist die gedurende jaren de stille films had begeleid.

Schirren was muzikaal directeur geweest van het ballet van Maurice Béjart en sterdocent aan diens dansschool Mudra. Hij was een eerder pittoresk personage, die dat pittoreske overigens meticuleus ensceneerde. Hij zette zijn Brusselse accent soms extra in de verf wat op een prettige manier in contrast stond met zijn onbetwiste statuut van wijze man. Anna Teresa De Keersmaeker zei van hem dat hij “een erg Brusselse versie van het Taoïsme” had ontwikkeld. Het Schirren-systeem was gebaseerd op het idee van de eeuwige beweging: het accent in de muziek geeft ondersteuning en stabiliteit, hij noemde het de “Boum”, en moet altijd gecorrigeerd en opnieuw opgestart worden door de “Hé”, een ontsnapping, een sprong in de lucht. Schirren deed zich voor als eerst en vooral een percussionist, later ook geluidstechnicus-monteur op zijn bandrecorder. Net als Glenn Gould was hij een pianist met misprijzen voor de piano en dat imago van grandeur errond. Hij heeft me geleerd, soms op een plagerige manier (“blijf vooral niet plakken” of “bravooo, ge speelt echt goed, maar dat is het probleem niet!”), om het “pianisme” de rug toe te keren en filmbegeleiding te begrijpen in termen van montage en dosering van energie.

Zonder voorbereiding improviseren op stille films is een bijzondere discipline, sterk te onderscheiden van het schrijven van filmmuziek. De pianist staat niet aan de kant van de regisseur en de monteur, die voorbereid zijn en hun werk meestal verbergen. Ik heb het nu over de concrete ruimtelijke situatie waarbij je net zoals de andere toeschouwers voor het scherm zit, op de eerste rij of ervoor, als een vertegenwoordiger van het publiek die met muzikale vertolking getuigt over hun rêverie.

Achtendertig jaar na mijn eerste stille film ervaar ik nog altijd plankenkoorts bij het begin van elke voorstelling. Het kiezen van de juiste stijl is een eeuwige kwelling. Waarom? Omdat er een onoplosbare spanning zit in dit specifieke ambacht. Langs de ene kant ben je loyauteit verplicht aan een kunstvorm die in de stille film zeer snel zijn maturiteit en zelfs perfectie heeft bereikt. De stille film is net zomin cinema in zijn kinderschoenen als Giotto dat is voor de schilderkunst. Het is dom en kwaadaardig om stille films te begeleiden met openlijke suggesties van onhandigheid en primitivisme. Langs de andere kant is film ook een populaire kunst, die pretentie tot ernst tot een puinhoop kan herleiden. De muzikant voor stille films is dus veroordeeld tot een nooit eindigende onderhandeling tussen respect voor meesterwerken en een populaire insteek die herinnert aan gekende refreinen, het populaire lied, aan dans- en feestmuziek. Om eerlijk te zijn, ik ken niets opwindender.

Met dank aan Jean-Luc Plouvier, Christophe Piette en Johan Vreys.

ARTICLE
09.06.2021
NL FR
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.