De film Dogville is grote kunst omdat hij niet zomaar mensen laat zien en hun verhaal vertelt, maar tevens reflecteert over het kijk- en verhaalapparaat dat film zelf is. Dat apparaat is vaak dat van de moraliserende buitenstaander, de buitenstaander die oordeelt vanuit een maagdelijke verontwaardiging: ‘hoe kunnen mensen in godsnaam zo zijn?’ Welnu: het apocalyptische einde reveleert de (potentiële) wreedheid van die positie. Net zoals er iets pervers blijkt te zijn aan de oneindige vergevensgezindheid van Grace sluimert er iets pervers in de toeschouwer die, in naam van Graces goedheid, neerkijkt op de Dogvillers.